drie feiten en één leugen

Download deze fiche

beschrijving

Met deze techniek geef je de leerlingen de kans te tonen wat ze geleerd hebben over een bepaald hoofdstuk of onderdeel van de les.

werking

  • Vraag aan de leerlingen om afzonderlijk vier beweringen (drie feiten en één leugen) neer te schrijven over de leerstof die ze geleerd hebben tijdens een specifieke les.
  • Laat de leerlingen groepjes van 3 à 4 leerlingen vormen.
    • Elke leerling stelt om de beurt zijn beweringen voor zonder te benoemen wat de leugen is.
    • De andere leerlingen moeten proberen te achterhalen welke van de voorgestelde beweringen de leugen is. Ze selecteren per groep één bewering die volgens hen de leugen is en verantwoorden waarom dit het geval is.
  • Na het werken in groep kunnen de leugens evenals de verantwoording klassikaal besproken worden. Op deze manier kun je eventuele misvattingen bijsturen.

tips

  • Laat de leerlingen de beweringen als huiswerk voorbereiden of maak de beweringen zelf. Zo moet je minder tijd voorzien tijdens de les om deze techniek uit te proberen. Een andere manier om tijd te winnen is de oefening per twee in plaats van per drie of vier te laten uitvoeren.
  • Je kunt de leerlingen ook allemaal dezelfde feiten en leugens geven en hun vragen om de leugen in te geven via Kahoot. Op die manier maak je de veel voorkomende fouten direct zichtbaar.
  • Stel vier beweringen van jezelf voor en laat leerlingen raden wat de leugen is. Zo ervaren leerlingen wat er van hen verwacht wordt.
  • Werk met gekleurde antwoordkaarten (bv. een rode en groene kaart) zodat leerlingen tijdens een klassikaal moment tegelijkertijd kunnen aangeven wat volgens hen de leugen is.

voorbeelden

  • Als toepassing van de nieuwe leerstof:

De leerlingen schrijven vier korte anekdotes over zichzelf, waarvan er één niet waar is. Ze moeten hierbij gebruik maken van bijvoorbeeld de past simple of subjonctif, die ze pas geleerd hebben. Als extra ondersteuning kun je een voorbeeldstructuur geven van hoe een correct gevormde zin er uitziet.

De leerlingen formuleren vier beweringen over overeenkomsten of verschillen tussen de onderwijssystemen in België en Frankrijk, waarvan er één niet correct is.

Variatie: leerlingen lezen een tekst en halen er drie zaken uit. Hiervan herformuleren ze er twee tot een leugen. De andere leerlingen die de tekst ook hebben gelezen moeten aangeven wel zaken effectief in de tekst staan en welke zaken niet in de tekst staan.